Brexit naar het Europese Hof van Justitie
Voorzieningenrechter rechtbank Amsterdam, vonnis 7 februari 2018, ECLI:NL:RBAMS:2018:605
Gevolgen Brexit voor het EU-burgerschap van in Nederland wonende Britten. De voorzieningenrechter stelt het Hof van Justitie van de Europese Unie vragen.
Een groep in Nederland wonende Britten spande een kort geding aan tegen de Nederlandse Staat en de gemeente Amsterdam. De Britten willen dat de rechten die voortvloeien uit het EU-burgerschap door de Nederlandse staat en de gemeente Amsterdam worden gerespecteerd, beschermd en gegarandeerd.
Volgens de voorzieningenrechter moet er meer duidelijkheid komen over de gevolgen van de Brexit voor het EU-burgerschap. Het EU-Verdrag dient te worden uitgelegd en daarom legt hij hierover de volgende prejudiciële vragen voor aan het Europees Hof van Justitie.
- Leidt de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de EU tot een van rechtswege intredend verval van het EU-burgerschap van de Britse onderdanen en daarmee tot een verval van de aan dat EU-burgerschap te ontlenen rechten en vrijheden, indien en voor zover in de onderhandelingen tussen de Europese Raad en het Verenigd Koninkrijk niet anders wordt overeengekomen?
- Indien het antwoord op de eerste vraag ontkennend luidt, dienen dan voorwaarden of beperkingen te worden gesteld aan het behoud van de aan het EU-burgerschap te ontlenen rechten en vrijheden? Het is maar de vraag of een Brexit automatisch leidt tot het verliezen van EU-burgerschap voor Britten in de EU, zo oordeelt de voorzieningenrechter. Mensen die bepaalde rechten hebben verworven genieten altijd een zekere mate van bescherming.